Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
abcdefghijklmnopqrstuvwxyz

a

Actuaris

Een actuaris is een verzekeringswiskundige. Hij combineert statistische, economische en wiskundige technieken en gegevens. Met behulp van deze verzekeringswiskunde bepaalt de actuaris hoe hoog een koopsom of premie moet zijn voor bepaalde verplichtingen. Verder houdt de actuaris zich bezig met het samenstellen van modellen om verplichtingen en beleggingen van een pensioenfonds of een verzekeraar optimaal op elkaar af te stemmen (matching) en om de samenstelling van het beleggingspakket te optimaliseren.

Anw

Afkorting voor de Algemene nabestaandenwet. De Anw voorziet in (inkomensafhankelijke) uitkeringen bij overlijden van een verzekerde aan de man of vrouw met wie de verzekerde was gehuwd of ongehuwd samenwoonde. Tevens kent de Anw een uitkering voor de ex-echtgeno(o)t(e) ten opzichte van wie de overleden verzekerde een alimentatieplicht had, en voor kinderen die door het overlijden van een verzekerde ouderloos zijn geworden.

AFM

De AFM (Autoriteit Financiele Markten) houdt toezicht op het gedrag van iedereen die actief is op de markt van sparen, lenen, beleggen en verzekeren.

AG (Acuarieel Genootschap)

De Nederlandse beroepsvereniging van actuarissen, waarvan vrijwel alle actuarissen lid zijn.

AOW

Algemene Ouderdomswet, die voor iedere Nederlander voorziet in een uitkering vanaf de eerste van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.

AOW-gat

Per 1-1-2015 zal de partnertoeslag aan AOWérs met een partner die jonger is dan 65 jaar komen te vervallen. Voor personen die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en dus op of na 1 januari 2015 de 65-jarige leeftijd bereiken, kan het gezamenlijke inkomen hierdoor tijdelijk lager worden. Dit wordt het AOW-gat genoemd. De grootte van dit gat is afhankelijk van het leeftijdsverschil tussen beide partners.

ASKA

Associatie van ketenapotheken. Dit is de werkgeversvereniging voor ketenapotheken.

Aandelen

Bewijzen van deelneming in het vermogen van een onderneming.

Actuariële analyse

Berekening van waarden en verplichtingen volgens uitgangspunten van de verzekeringswiskundige.

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)

Door het bestuur van het pensioenfonds vastgesteld document, waarin de financiële opzet, de technische uitgangspunten en het bestuursbeleid om de pensioentoezeggingen van het fonds te kunnen nakomen, wordt omschreven.

Afkoop

Het storten van een eenmalige bedrag aan een deelnemer, ter vervanging van een maandelijkse pensioenuitkering.

Alternatives

Beleggingen waarvan men verwacht dat de rendementsontwikkeling niet of beperkt gerelateerd is met de rendementsontwikkeling van de traditionele beleggingscategorieen.

Anticumulatie

Uitkeringen uit hoofde van de wettelijke sociale zekerheid kunnen samenlopen met uitkeringen op grond van een pensioenregeling. Ter voorkoming van een dergelijke samenloop (cumulatie) worden in pensioen-regelingen anticumulatiebepalingen opgenomen.

Arbeidsongeschikte deelnemer

De werknemer, die een (gedeeltelijke) WAO-uitkering (tot 2006) of WIA-uitkering (vanaf 2006) ontvangt. De pensioenopbouw wordt (gedeeltelijk) voortgezet voor rekening van het pensioenfonds.

Asset Liability Management (ALM)-studie

Een onderzoek naar het verband tussen de beleggingen, de premie en de (financiering van de) pensioenregeling op langere termijn. De ingeschatte ontwikkeling van het fonds is hierbij gebaseerd op een aantal (economische) toekomstverwachtingen.

b

Beleggingsbeleid

Een pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen kloppen: het pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen.

Beleggingsportefeuille

Het totaal van alle beleggingen in aandelen, obligaties, leningen op schuldbekentenis, deposito's en vastgoedfondsen.

Benchmarking

Representatieve beleggingsindex waartegen het rendement van een belegging wordt afgezet.

Berekeningsgrondslag

Het basisbedrag voor de berekening van het pensioen.

Beroepspensioenfonds

Een beroepspensioenfonds is een fonds voor één bepaalde beroepsgroep. Als voor een beroepsgroep een beroepspensioenregeling geldt, dan zijn alle beroepsgenoten wettelijk verplicht zich bij dat pensioenfonds aan te sluiten. Die verplichting is gebaseerd op de ‘Wet verplichte beroepspensioenregeling’. Nederland kent 11 beroepspensioenfondsen die allemaal zijn aangesloten bij de Unie van Beroepspensioenfondsen. Een beroepspensioenfonds is er bijvoorbeeld voor huisartsen, dierenartsen, medisch specialisten en notarissen.

Beschikbare premieregeling (BP-regeling)

De pensioenregeling van SPOA is een beschikbare premieregeling. Jaarlijks wordt uw betaalde premie omgezet in een pensioenaanspraak. Uitzondering vormt een eventuele vrijwillige aanvullende regeling. Daarmee bouwt u kapitaal op, waarmee u op de pensioendatum een pensioen aankoopt.

Bijzonder partnerpensioen

In het huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst van een (gewezen) deelnemer aan een pensioenregeling eindigt, verkrijgt de gewezen echtgenoot of partner een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen, tenzij dit expliciet anders is overeengekomen.

c

Collectieve beschikbare premieregeling

Dit is een pensioensysteem waarbij de werkgever zich er uitsluitend toe verplicht een vaste premie te betalen. Bij collectief beschikbare premieregelingen (ook wel collectieve DC-regelingen genoemd) wordt het risico van een tekort door de pensioendeelnemers gezamenlijk gedragen. De werkgever is niet verantwoordelijk voor het aanvullen van eventuele premie- of dekkingstekorten. Dit risico wordt collectief gedragen door de deelnemers. Het verschik met een individuele beschikbare premieregeling is dat het collectieve element bewaard blijft.

Compliance

Het toezicht op de interne naleving van de gedragscode en het monitoren van het gedrag van de medewerkers en bestuurders van het fonds die vallen onder de gedragscode. Het toezicht wordt uitgeoefend door een compliance officer.

Contante waarde

Waarde van toekomstige verplichtingen bepaald op huidig moment, rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen zoals rente ontvangsten.

Credit rating

Een credit rating is een beoordeling van het vermogen en de wil van de uitgevende instelling om financiele schuldverplichtingen volledig en tijdig terug te betalen. De internationale markt voor credit ratings wordt gedomineerd door voornamelijk Standard & Poor’s (S&P), Moody’s Investors Services (Moody’s) en Fitch Ratings Ltd. (Fitch).

Credits

Obligatieleningen uitgegeven door bedrijven.

d

DNB

De Nederlandsche Bank, wettelijk toezichthouder.

Deelnemer

Deelnemers zijn de personen die deelnemen aan een pensioenregeling en die op grond daarvan aanspraken op ouderdomspensioen verwerven. Zo'n pensioenregeling kan worden uitgevoerd door een pensioenfonds of een levensverzekeringsmaatschappij.

Deeltijdpensioen

Een vorm van (vervroegde) pensionering, waarbij de werknemer voor een gedeelte de werkzaamheid staat onder gelijktijdige ingang van een gedeelte van het pensioen en voor een gedeelte werkzaam blijft en pensioen blijft opbouwen.

Dekkingsgraad

De dekkingsgraad is een (globale) indicator voor de vermogenspositie van een pensioenfonds: hierbij wordt de actuele waarde van de beleggingen gedeeld door de contante waarde van de verplichtingen.

Dekkingstekort

Situatie dat de middelen van het pensioenfonds lager zijn dan de voorziening pensioenverplichtingen, vermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen.

Deposito

Kortlopende lening aan financiële instellingen met een vaste looptijd en een van tevoren vastgelegd rentepercentage.

Derivaten

Beleggingen waarvan de waarde is afgeleid van de waarde van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel of een obligatie. Voorbeelden zijn opties en futures.

Directe beleggingen

Rechtstreekse beleggingen in bijvoorbeeld ‘individuele’ effecten of gebouwen.

Directe beleggingsopbrengsten

Opbrengsten uit beleggingen zoals interest (rente), dividenden, huren en dergelijke.

Dividend

Het gedeelte van de winst dat door een bedrijf wordt uitgekeerd aan haar aandeelhouders.

Doorsnee premie

Premieheffing waarbij een procentuele bijdrage van de opbouwgrondslag wordt geheven. De bijdrage wordt solidair vastgesteld, onafhankelijk van leeftijd, geslacht en burgerlijke staat.

e

Ex-deelnemer

De werknemer van wie de pensioenopbouw is gestopt voor de pensioengerechtigde leeftijd (bijvoorbeeld omdat men in een andere bedrijfstak is gaan werken) en die bij beeindiging van de deelneming zijn opgebouwd pensioen bij het fonds heeft achtergelaten.

f

Fictieve deelnemersjaren

Dit is de periode die bij de berekening van het pensioen in aanmerking wordt genomen, maar gedurende welke een persoon niet bij de betreffende werkgever in dienst was. Bij de berekening van het partnerpensioen wordt bijvoorbeeld uitgegaan van de behaalbare in plaats van de werkelijk behaalde deelnemersjaren. Ook bij de overgang naar een ander pensioensysteem worden wel fictieve deelnemersjaren toegekend.

Flexibele pensionering

Hiervan is sprake wanneer een pensioenregeling aan deelnemers de mogelijkheid biedt om, binnen bepaalde grenzen, zelf de pensioeningangsdatum te kiezen.

Franchise

Het gedeelte van het salaris, dat voor de pensioen- en premieberekening buiten beschouwing blijft, omdat de AOW over dat deel reeds in pensioen voorziet.

g

Gepensioneerden

Deelnemers die een ouderdomspensioen ontvangen of nabestaanden die een nabestaandenpensioen ontvangen.

Geregistreerd partnerschap

Op 1 januari 1998 is de Wet geregistreerd partnerschap voor ongehuwden in werking getreden. Deze wet heeft onder meer tot gevolg dat een bij de burgerlijke stand geregistreerde partner voor pensioenrechtelijke zaken wordt gelijkgesteld met een gehuwde partner.

Gewezen deelnemer

Een persoon die geen premie meer inlegt in het pensioenfonds, die in het verleden wel pensioenaanspraken heeft opgebouwd, maar die nog geen pensioenuitkering ontvangt.

h

Halfwezenuitkering

Uitkering aan de ouder of verzorger die een kind in zijn huishouden heeft of opneemt, dat jonger is dan 18 jaar, en dat als gevolg van het overlijden van één van de ouders nog maar één ouder heeft. Deze halfwezenuitkering vloeit voort uit de Anw en bedraagt 20% van het netto miniminkomen.

i

Indirecte beleggingen

Beleggingen in fondsen of beleggingspools, waarbij die fondsen of pools op hun beurt investeren in directe beleggingen of in andere indirecte beleggingen (in het laatste geval is sprake van een ‘fund of funds’).

Indirecte beleggingsopbrengsten

Beleggingsopbrengsten waar geen geldstroom tegenover staat, bijvoorbeeld een waardevermeerdering.

Inflatie

Waardevermindering van geld als gevolg van stijgende prijzen.

Infrastructuurbeleggingen

Bij beleggen in infrastructuur wordt een aandelenbelang genomen in een onderneming die een infrastructuurasset bezit of exploiteert. Dat kan zijn sociale infrastructuur betreffen: samenwerkingsverbanden tussen de publieke en private sector waarbij de overheid de kerntaken blijft verrichten, terwijl de private sector de fysieke assets en voorzieningen opbouwt, in eigendom heeft, exploiteert en onderhoudt. Men spreekt hierbij wel van publiekprivate samenwerking (PPS) of een privaat financieringsinitiatief (PFI). Het kan ook gaan om economische infrastructuur: diensten waarvoor de gebruiker bereid is te betalen, zoals transport, distributie van elektriciteit en communicatie.

Inkomenstoets

Met dit begrip wordt aangegeven dat een bepaalde uitkering inkomensafhankelijk is. Een uitkeringsinstantie oordeelt of eventueel inkomen op de uitkering in mindering moet worden gebracht. Voorbeelden hiervan zijn Anw-uitkeringen en de partnertoeslag ingevolde de AOW.

Inruil

De mogelijkheid om op de pensioendatum nabestaandenpensioen in te ruilen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen.

k

KNMP

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie. Dit is de overkoepelende beroepsen brancheorganisatie voor apothekers. Zie ook: VZA.

Kapitaalovereenkomst

Een kapitaalovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer waarbij alleen de hoogte van het kapitaal (eventueel met winstdeling) bij ingang van het pensioen vaststaat. Uiterlijk op de pensioendatum wordt het kapitaal omgezet in een periodieke uitkering tegen de dan geldende tarieven. Voor de ingangsdatum van het pensioen ligt het langlevenrisico bij de werknemer. Het beleggingsrisico ligt tijdens de opbouwfase bij de pensioenuitvoerder. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde streefregeling, mits deze correct is vormgegeven.

Kinderen

Definitie kinderen: kinderen van de (gewezen) deelnemer die tot deze in familierechtelijke betrekking staan of van wie ten genoegen van het bestuur wordt aangetoond, dat ze door de (gewezen) deelnemer ten tijde van diens overlijden als een eigen kind werden opgevoed en onderhouden. Van kinderen van de gewezen deelnemer die niet tot deze in familierechtelijke betrekking staan dient te worden aangetoond dat zij op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap door de gewezen deelnemer als een eigen kind werden opgevoed en onderhouden.

Van kinderen die tot de gewezen deelnemer en zijn partner in familierechtelijke betrekking zijn komen te staan na het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap, dient voorts te worden aangetoond dat de partner op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap al de partner in de zin van het reglement van het fonds was en voor die partner op dat tijdstip een partnerpensioen verzekerd was.

Kortlevenrisico

Het risico dat een verzekerde persoon korter kan leven dan op basis van de gehanteerde overlevingstafels wordt verwacht.

Kostendekkende premie

De premie die nodig is om de onvoorwaardelijke en, in voorkomende gevallen, voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en voor de langere termijn na te komen. Bestaande uit de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van het onvoorwaardelijk deel van de uit de pensioenovereenkomst voortvloeiende pensioenverplichting, een opslag voor solvabiliteit, een opslag voor uitvoeringskosten en de actuarieel benodigde pemie voor het voorwaardelijk deel van de pensioenovereenkomst.

l

LAD

Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband. Een werknemersorganisatie voor (aankomende) artsen in dienstverband in Nederland.

Langlevenrisico

Het risico dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde overlevingstafels wordt verwacht.

Lening (onderhandse)

Een lening, die direct tussen de lener en het pensioenfonds wordt afgesloten. Er wordt een specifieke overeenkomst gemaakt.

Liquidatie van een pensioenfonds

Opheffen van een pensioenfonds, nadat is beslotn tot ontbinding van het pensioenfonds. Als gevolg van de liquidatie moeten alle pensioenaanspraken en -rechten aan een andere pensioenuitvoerder worden overgedragen. Er kan een liquidatieoverschot of -tekort ontstaan. In de statuten van een pensioenfonds dient de gang van zaken rondom de liquidatie te zijn opgenomen.

Liquide middelen

Geld, dat direct of vrijwel direct beschikbaar is.

Liquiditeit

De liquiditeit geeft aan in welke mate een onderneming haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen de dynamische liquiditeit en de statische liquiditeit.

De dynamische liquiditeit geeft aan of in bepaalde periode de binnenkomende geldstroom groter of kleiner zal zijn uitgaande geldstroom. Dit wordt vastgesteld door voorafgaand aan de gestelde periode een liquiditeitsbegroting op te stellen.

De statische liquiditeit geeft aan of een onderneming haar kortetermijnverplichtingen kan voldoen met behulp van de vlottende activa. Er zijn een drietal kengetallen voor het bepalen van de statische liquiditeit: current ratio, quick ratio en netto werkkapitaal.

m

Mandaten

Overeenkomsten met externe vermogensbeheerders waarin precies is vastgelegd volgens welke normen de beleggingsportefeuilles moeten zijn ingericht.

Middenloonregeling

Pensioenregeling waarbij de hoogte van het pensioen is gerelateerd aan het gemiddeld verdiende salaris tijdens de deelnemingsperiode.

n

NAPCO

De Nederlandse Apothekers Coöperatie (NAPCO) is een samenwerkingsverband van 657 zelfstandig gevestigde apotheken. Het is een netwerkorganisatie van, voor en door zelfstandig gevestigde apothekers. NAPCO is er om de inspanningen van de zelfstandige apothekers zo goed mogelijk te ondersteunen in de sterk veranderende farmaciewereld. Met als uitgangspunt:farmacie is local business.

Nabestaandenpensioen

Verzamelnaam voor partnerpensioenen en wezenpensioen.

Nominale waarde

De waarde die op waardepapieren (beleggingsstukken) staat.

Normportefeuille

De normportefeuille vormt een normstellend kader voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille. Zij bestaat uit een geheel van benchmarks met hun onderlinge procentuele verhoudingen binnen het geheel.

o

Obligaties

Bewijzen van deelneming in een openbaar uitgegeven lening. Deze bewijzen zijn verhandelbaar op de beurs.

Ouderdomspensioen

Pensioen, bestemd voor de financiële verzorging van de gerechtigde, nadat deze de in de pensioenregeling omschreven pensioenleeftijd heeft bereikt.

p

Opgebouwde pensioenaanspraken

Het pensioen dat op grond van de deelnemingsduur en de laatste pensioengrondslag is vastgesteld.

Pensioen

Pensioen is een inkomen voor de tijd dat men niet meer werkt op latere leeftijd (ouderdomspensioen) Vaak maakt ook een uitkering aan achterblijvende partners en wezen (nabestaandenpensioen) deel uit van een pensioenregeling.

Pensioenaangroei

Onmiddellijk aan het kalenderjaar (jaar van berekening van de jaarruimte) voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen aangroei van pensioenaanspraken, in verband met een toeneming van de diensttijd.

Pensioenaanspraak

Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen.

Pensioenbreuk

Dit is de breuk in de pensioenopbouw die kan ontstaan als gevolg van het uittreden van een pensioenregeling voor pensioeningangsdatum. Deze breuk kan bijvoorbeeld bestaan uit: een carrierebreuk, als gevolg van inflatie, lagere aanspraken door ontslag.

Pensioendatum

De leeftijd waarop krachtens de pensioenregeling het ouderdomspensioen ingaat.

Pensioengrondslag

Het deel van het vaste jaarsalaris, dat resteert na aftrek van de franchise. De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van het pensioen en de pensioenpremie.

Pensioenrecht

Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.

Pensioenverevening

Verdeling van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen in geval van scheiding, zoals bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

Pensioenvermogen

Het totale vermogen van het pensioenfonds dat aanwezig is ter dekking van de pensioenverplichtingen.

Pensioenverplichtingen

De contante waarde van alle opgebouwde pensioenrechten op basis van de deelnemingsjaren.

Premie

Periodieke betaling die men aan de uitvoerder van een pensioenregeling is verschuldigd voor de financiering van een pensioenaanspraak.

Premieovereenkomst

Een premieovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer waarbij primair een afspraak wordt gemaakt over de hoogte van de premie die periodiek ten behoeve van pensioen beschikbaar wordt gesteld. Zowel het langlevenrisico als het beleggingsrisico kunnen voor de ingangsdatum van het pensioen bij de werknemer liggen, maar kunnen ook direct na toekenning van de premie worden verzekerd.

Premievrije pensioenopbouw

Wanneer een deelnemer aan een pensioenregeling geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt, behoeft deze deelnemer in veel gevallen geen of een deel van de reglementaire pensioenpremie te betalen, terwijl de opbouw van het pensioen toch volledig door gaat.

Prognosetafels

Door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde tabellen, gebaseerd op gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waaruit voor mannen en vrouwen van elk levensjaar de overlevingsverwachtingen blijken.

r

Rekenrente

Percentage dat bij actuariele berekeningen wordt toegepast als verondersteld reeel rendement op de beleggingen.

Representativiteitstoets

De representativiteitstoets is in de Wet BPF 2000 geïntroduceerd. Doel van de toets is beoordelen of er een belangrijke meerderheid binnen de bedrijfstak achter de verplichtstelling staat. Bij aanvang wordt de verplichtstelling in principe afgegeven voor onbepaalde tijd. Via een periodieke toets wordt eens in de 5 jaar beoordeeld of er nog voldoende draagvlak hiervoor is binnen de bedrijfstak. Als de toets onvoldoende is, vindt al 2 jaar later opnieuw een toets plaats. Als de toets dan weer onvoldoende is, wordt de verplichtstelling ingetrokken.

Reservetekort

Situatie dat de middelen van het pensioenfonds lager zijn dan de voorziening pensioenverplichtingen, vermeerderd met het vereist eigen vermogen.

s

Slapers

Aanduiding voor gewezen deelnemers aan een pensioenregeling, die na beëindiging van hun deelnemerschap premievrije aanspraken behouden op pensioen. Slapers hoeven dus geen premies meer te betalen.

Zie ook: gewezen deelnemers.

Solvabiliteit

Het vermogen om op langere termijn aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.

Sterftetafel

Statistisch overzicht met betrekking tot onder meer sterftekans per leeftijd van een groep personen. De meest recente Nederlandse sterftetafel is de prognosetafel AG2018. Deze sterftetafel is vastgesteld door het Actuarieel Genootschap (AG).

t

Financieel toetsingskader

Door DNB in het kader van de Pensioenwet te hanteren normen met betrekking tot de financiële soliditeit.

Toeslagverlening

Voorheen vaak aangeduid met de term ‘indexatie’. Toeslagverlening betreft het percentage waarmee de ingegane pensioenen en opgebouwde rechten jaarlijks worden verhoogd volgens een besluit van het bestuur.

u

UFR (Ultimate Forward Rate)

De UFR wordt gebruikt bij de berekening van de RTS. Bij de UFR methodiek wordt verondersteld dat de rente op lange termijn 4,2% bedraagt. Vanaf een looptijd van 30 jaar worden de rentepercentages berekend op basis van de een gewogen gemiddelde van de marktrente en een jaarlijks te bepalen percentage aan Ultimate Forward Rate waarbij de weging van laatste met het stijgen van de looptijd zwaarder wordt. 

UPO

Uniform pensioenoverzicht.

Uitkeringsovereenkomst

Een uitkeringsovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer over een uitkering van een bepaalde hoogte die vanaf een bepaalde leeftijd wordt ontvangen. Afhankelijk van het salaris en/of diensttijd wordt een bepaalde aanspraak op een uitkering opgebouwd. Zowel het langlevenrisico als het beleggingsrisico ligt altijd bij de pensioenuitvoerder. Een voorbeeld van een uitkeringsovereenkomst is een eindloonregeling of een middelloonregeling.

Uitruil

De mogelijkheid om op de pensioendatum het opgebouwde nabestaandenpensioen om te zetten in een toeslag op het ouderdomspensioen.

v

VJA

Vereniging van Jonge Apothekers.

De Vereniging van Jonge Apothekers (VJA) komt op voor de belangen van de beginnende openbaar apotheker en daarmee de toekomst van de professie en de kwaliteit van de dienstverlening aan patiënten.

VNA

Stichting Verenigde Nederlandse Apotheken. Met haar kennis en ervaring staat VNA apothekers bij. Niet alleen bij overdracht of overname, maar ook om bijvoorbeeld de opzet en exploitatie van de apotheek te waarborgen, kennis op peil te houden en uit te breiden of juridische bijstand te verlenen.

VO (verantwoordingsorgaan)

Een gehanteerde term voor een orgaan waaraan het bestuur verantwoordeling aflegt en waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd. Ook slapers kunnen hierin zijn vertegenwoordigd.

VZA

De Vereniging van Zelfstandig Apothekers (VZA) vertegenwoordigt de werkgeversbelangen van de openbare apotheken in Nederland, alleen indien het eigendom van die apotheek (al dan niet gedeeltelijk) in handen van een of meerdere apothekers is. De in juli 2010 opgerichte VZA heeft de rol van de KNMP overgenomen bij de cao onderhandelingen en sluit de collectieve arbeidsovereenkomsten van de bedrijfstak af.

Vacatiegeld

Vergoeding die wordt toegekend aan de bestuursleden, leden van de beleggingscommissie, de Deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan voor het bijwonen van vergaderingen.

Vastrenderend

Rentepercentage dat gedurende een bepaalde periode (looptijd)

van bijvoorbeeld leningen constant blijft.

Verevenen

Verdeling van tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken volgens de systematiek van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

Verplichtstelling

Op grond van een Besluit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verplichtstellingsbeschikking) zijn alle werknemers in de bedrijfstak verplicht deel te nemen aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds. De verplichtstelling kan ook gelden voor alle beroepsgenoten die een bepaald beroep uitoefenen. De minister besluit dan na een verzoek daartoe door de beroepsgenoten op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Visitatie

Dit is een vorm van intern toezicht in het kader van Pension Fund Governance waarbij tenminste eenmaal per drie jaar aan een zogenaamde visitatiecommissie opdracht wordt gegeven om het functioneren van het bestuur te bezien. Een visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.

VPV (Voorziening Pensioenverplichtingen)

Het bedrag dat op een bepaald moment aanwezig moet zijn om, tezamen met de toekomstige inkomsten, aan de (toekomstige) uitkeringsverplichtingen volgens het pensioenreglement te kunnen voldoen.

Vrijstelling Wet Bpf

Vrijstelling om deel te nemen aan de pensioenregeling die door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (op verzoek van sociale partners) is verplicht gesteld voor een bedrijfstak. Over vrijstelling wordt door het bestuur van het pensioenfonds beslist.

w

Waardeoverdracht

De opgebouwde pensioenen die door het pensioenfonds van de oude werkgever worden overgedragen aan het pensioenfonds van de nieuwe werkgever. Dit kan collectief plaatsvinden (voor alle werknemers van een onderneming) of individueel.

Waarderingsgrondslagen

Uitgangspunten voor de berekening van de waarde van de beleggingen, vorderingen, pensioenverplichtingen en overige verplichtingen.

Wezenpensioen

Nabestaandenpensioen dat na het overlijden van een deelnemer aan een pensioenregeling - tot het bereiken van een bepaalde leeftijd - wordt uitgekeerd aan de kinderen van de betrokken deelnemer.

z

Z-score

Mate waarin het werkelijke rendement van het pensioenfonds afwijkt van het rendement van de benchmarks in de door het bestuur vastgestelde normportefeuille. Een Z-score geeft een indicatie van de prestatie van het vermogensbeheer van een pensioenfonds. De evaluatie van de uitkomst wordt de performance toets genoemd; bij een positieve score houdt het in dat de werkelijke rendementen in de afgelopen vijf jaar beter waren dan de ontwikkeling van de benchmarks, een negatieve score het omgekeerde. De Z-score berekening wordt separaat door de accountant gecontroleerd. Indien de performance toets negatief is, vervalt de verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds.